(toggle venster links-boven voor andere onderwerpen)
PROFIEL DR. S.E. JHARAP
(Bijgewerkt 17 oktober 2018)
Personalia
Naam: Sirahmpersad Eduard Jharap
Geboorte plaats: District Suriname, Suriname
Geboorte datum: 24 juni 1944
Burgerlijke staat: Gehuwd in 1969 met Carmde (Greta) Matawlie
Twee dochters: Graciela (1974) en Anita (1977)
Opleidingen:
1950-1957: Lagere school: de Nieuwe Grond (Wanica) en Hoekstraschool (Bethesda)
1957-1961:Muloschool: Graaf van Zinzendorf, Paramaribo
1961-1964: Middelbare school, AMS, Paramaribo
1964-1970: Doctoraal Structurele Geologie, Rijksuniversiteit Leiden, Nederland
Loopbaan:
1970-1980: Geologisch- en Mijnbouwkundige Dienst van Suriname (GMD)
1980-2006: Directeur Staatsolie Maatschappij Suriname NV
Decoraties:
1996. Benoeming: Paul Harris Fellow - Rotary Club Paramaribo
I997. Toekenning: Rotary Vocational Excellence Award door Rotary Clubs Suriname
1997. Benoeming: Commandeur Ere Orde van de Gele Ster, Republiek Suriname
2002. Toekenning: Ere-doctoraat Geologie, Anton de Kom Universiteit van Suriname
2005. Benoeming:Drager van het Grootlint van de Ere-Orde van de Gele Ster, Republiek Suriname
2015. Toekenning: “Van Waterschoot van der Gracht Penning”, een eerbewijs van het Koninklijk Nederlands Geologisch en Mijnbouwkundig Genootschap, het KNGMG, Nedeland
Ik ben in het district Suriname geboren. Mijn vader had twee vrouwen onder een dak en uiteindelijk 20 kinderen. Ik was het derde kind. Wij leefden hoofdzakelijk van de opbrengst van de kleine landbouw aan de Welgedacht B-weg, vrij geisoleerd in een simpele woning, zonder stromend water en zonder electriciteit. Op zesjarige leeftijd mocht ik ook naar de lagere school, aan het Pad van Wanica, 4 kilometers lopend op blote voeten door een modderige zandweg. Op school kreeg ik mijn eerste droom: ik wilde net als ‘meneer’ worden: dan zou ik later ook in een nette omgeving kunnen wonen met schoonwater uit de kraan, electriciteit en verharde wegen. Mijn kinderen zouden dan niet op blote voeten door het modder naar school hoeven te lopen. Ik deed mij best op school en het ging goed.
Op tienjarige leeftijd werd een verschrikkelijke ziekte bij mij werd ontdekt. Ik had lepra en werd naar de geisoleerde lepra-inrichting, Bethesda, aan de Suriname rivier gestuurd. Ik ben daar drie jaar verpleegd en veel pijn en verdriet meegemaakt. Maar Betheda heeft ook de basis gelegd voor wat ik uiteindelijk ben geworden. In Besthesda heb ik een stedelijke omgeving geproefd en met kinderen van alle rassen en soorten in Suriname leren omgaan als broers en zusters. De lepra maakte geen onderscheid: wij waren allen gelijk. De lepra deed mij op de school te concentreren; ik maakte de lagere school af en slaagde als eerste kind uit die inrichting ook voor de toegelating tot het MULO-onderwijs. Na drie jaar verpleging in Besthesda mocht ik terug naar mijn ouders op boiti. Ik was veranderd en had thuis weer grote aanpassingsproblemen. De school was mijn redding en hielp mij overeind. Onder moeilijke omstandigheden heb ik de Mulo en de AMS in de stad vlot afgemaakt en kreeg op mijn verzoek in 1964, een studiebeurs voor 6 jaar van de bauxietmaatschappij Suralco om geologie aan de Rijksuniversiteit van Leiden, Nederland, te studeren.
Mijn studententijd heb ik als een geweldige, aangename en bevrijdende tijd ervaren. Bethesda was Christelijke instelling met een zeer intensieve vorming tot en beleving van het Christelijke geloof. Ik kwam van huis als een Hindoe-kind, en veranderde daar geleidelijk tot een Christenkind. Ik maakte kennis met de Bijbel, leerde bij pijn en verdriet te bidden en God vragen mij weer beter te maken, zonder misvormingen waarmee die ziekte bekend stond. Ik was bang om later gestigmatiseerd in de maatschappij terug te keren. Ik beloofde God dat ik mij dan tot Christen zou laten dopen en ook zwakke medemensen zou helpen. Voor mijn ouders heb ik die belofte geheim gehouden, maar in Nederland heb ik die belofte 7 jaar later afgelost: ik heb deelgenomen aan de catechisatie bij de studenten-predikant, mij laten dopen en heb de belijdenis afgelegd.
Met de studiebeurs had ik voor het eerst een onbezorgde periode en kon de noodzakelijke studiekosten: kamerhuur, boeken, verplichte excursies en veldwerk in verre Spanje betalen. Ik heb de studie binnen de geplande periode met goed gevolg afgerond. Naast de studie ben ik ook heel actief betrokken geweest bij de opvang en begeleiding van nieuwe studenten uit Suriname en scholing in maatschappelijke verantwoordelijkheid, de-kolonisatie en het socialisme.
In 1970 ben ik afgestudeerd en zeer gedreven in dienst van de Geologisch- en Mijnbouwkundige Dienst van Suriname (GMD), naar Suriname teruggekeerd. Om Suriname te helpen opbouwen en vooral ook betere leefomstandigheden in de districten te brengen. Ik heb tien jaar bij de GMD gewerkt. Zelf heb ik geen andere delfstof gevonden, maar wel flink meegeholpen aan de eerste complete geologische kaart van Suriname. Naast het geologisch veldwerk heb ik mij ook ingezet voor de verbetering van de werkomstandigheden van de veldarbeiders in het verre binnenland. Ik ben 5 jaar hun vakbondsleider geweest, heb sociaal-maatschappelijk werk naar hun gezinnen toe in de stad gedaan en in het veld ’s-avonds ongeletterde medewerkers leren lezen en schrijven. Als enige “koeli boi” in de staf van de GMD heb ik voornamelijk mensen die ‘niet op mij leken’ gemotiveerd en haast wonderen met weinige middelen laten verrichten. Mijn inzet en prestaties werden erkend en geleidelijk kreeg ik meer verantwoordelijk werk en promoties. In 1979 werd ik zelfs benoemd tot hoofd van de Mijbouwkundige Dienst van Suriname. In die hoedanigheid heb ik de overheidsadministratie beter leren kennen en netwerken opgebouwd binnen het staatsapparaat. Deze 10 jaren bij de GMD zijn een geweldige leerschool voor mij geweest voor wat ik later zou doen.
Naast het werk bij de GMD ben ik in de jaren zeventig van de vorige eeuw ook heel actief geweest in het politieke veld. Ik ben medeoprichter van de socialistische Volkspartij en heb deelgenomen aan de algemene verkiezingen van 1977 en 1980. Door de militaire coup van 1980 en het verbod op politieke activiteiten, kwam een eind aan mijn politieke aspiraties. De GMD had ook geen financiele middelen meer en de toekomst zag er somber in.
Na de coup van 1980 werd een quasi technocratische regering door de militairen geinstalleerd. Ik had geen zin meer om bij de overheid te werken, maar de sympathieke minister vroeg een beetje tijd. Er waren buitenlandse aardoliemaatschappijen voor de deur op zoek naar aardolieconcessies en hij dacht dat ik met mijn “linkse” opvattingen voor flink tegen gas zou kunnen zorgen. Ik heb ingestemd en uiteindelijk ben ik zelfs tot voorzitter van de Oliecommissie benoemd. Onder mijn leiding is een geheel nieuw model-contractovereenkomst voor deelname van derden in aardolieonderzoek in Suriname geintroduceerd: het productiedelingscontract, dat een grotere participatie van de Staat bij de activiteiten van de investeerders via een staatsmaatschappij en spontane controle van binnenuit, mogelijk zou maken. De regering ging accoord en een nieuw productiedelingscontract werd met de Amerikaanse Gulf Oil met succes onderhandeld. Om het nieuwe oliecontract te tekenen werd Staatsolie opgericht en ik werd als eerste directeur aangesteld. De minister zei dat ik de nieuwe functie mooi kon combineren met mijn functie van hoofd van de Mijnbouwkundige Dienst en hij kon zelfs op een salaris besparen. Al gauw bleek dat als wij echt serieus waren met de intensies van het nieuwe contract, die twee functies van mij niet te combineren waren. Ik heb toen ontslag genomen uit mijn functie bij de GMD om mij volledig in te zetten voor ontwikkeling van de Staatsoliemaatschappij.
Ik heb Staatsolie 25 jaar geleid van 1980-2006. Mijn vorige werkervaring bij de Overheid is erg belangrijk geweest voor wat betreft het improviseren met gebrekkige middelen, werken met onvoldoende specifiek geschoolde mensen en mijn kennis en ervaring met het overheidsapparaat. Ontbrekende aardolie-kennis werd ingehuurd en of gekocht van bestaande oliemaatschappijen en dienstverleners en investeringskapitaal geleend bij commerciele banken. Twee jaar na haar oprichting werd Staatsolie reeds een commerciele aardolieproductie maatschappij met 250 vaten olie per dag. De aardolie-kennis en organisatie werden stap voor stap aangeleerd en uitgebreid - met niet te grote stappen- zodat de groei beheersbaar is gebleven. Met deze organisatie is Staatsolie anno 2018 uitgegroeid tot de grootste commerciele maatschappij van Suriname, die ca 2000 mensen hoogwaardige werkgelegenheid verschaft en haast alle aardolieactiviteiten zoals exploratie-studies, boringen, olieproductie, transport, raffinage, marketing en verkoop in eigen beheer uitvoert. Het jaaromzet van Staatsolie is bijkans 15 procent van het Bruto Nationaal Product. Bij Staatsolie is een toegewijde en goedgeschoolde kader opgebouwd dat met kennis en ervaring de belangen van Suriname kan veiligstellen in geval van grote olievondsten in het zeegebied in de nabije toekomst.
00000000000